Archeologisch onderzoek in het Tolbrugkwartier (1)
door Johan Treling
Afb. 1. Overzicht van het te onder- zoeken gebied. Het gerasterde gedeelte geeft de eerste fase aan.
Op 1 december 1994 is de Bouwhistorische en Archeologische Dienst gestart met een zeer omvangrijk onderzoek aan het Burgemeester Loeffplein. Aanleiding zijn de grootscheepse nieuwbouwplannen, die dit gebied een totaal ander aanzien zullen geven. De grootschaligheid van dit project betekent een evenredige aantasting van het bodemarchief ter plaatse.
Het documenteren van wat gaat verdwijnen zal zeker zo'n anderhalf jaar in beslag gaan nemen. Het is de bedoeling in deze rubriek regelmatig verslag te doen van de archeologische resultaten.
Het onderzoeksterrein
Het gebied waar het om gaat beslaat de huidige 'parkeerkuil' aan de Pastoor De Kroonstraat, het aangrenzende terrein van het voormalige politiebureau en het Burgemeester Loeffplein. Terwijl archeologisch onderzoek in de binnenstad zich noodzakelijkerwijze vaak afspeelt op betrekkelijk kleine locaties onder beperkende omstandigheden, doet zich hier een unieke mogelijkheid voor om het bodemarchief over een groot oppervlak vrij te leggen en te onderzoeken. Toch moeten de verwachtingen al meteen worden getemperd.
Zoals bekend is dit gebied in de jaren '60 onderhevig geweest aan enorme sloopen nieuwbouwaktiviteiten op een schaal die vergelijkbaar is met de huidige plannen. Toen is er echter geen voorafgaand archeologisch onderzoek uitgevoerd. Alleen de funderingen van een deel van het klooster zijn toen globaal ingemeten. Vooral het gedeelte van de parkeerkuil en het (onderkelderde) politiebureau is in die periode sterk vergraven met alle verlies van archeologische informatie vandien. Desondanks is de verwachting dat er nog genoeg gegevens in de bodem aanwezig zijn, die een bijdrage kunnen leveren aan de geschiedschrijving van de stad. Het project zal gefaseerd worden uitgevoerd in overeenstemming met de bouwplannen. Het onderzoek is gestart op het niet onderkelderde binnenterrein van het politiebureau.
Historische gegevens
De locatie van het politiebureau is een van oorsprong laag gelegen gebied buiten de oudste stadsmuur. Na de bouw van de tweede ommuring in de veertiende eeuw kwam het weliswaar binnen de stad te liggen, maar het bleef toch lange tijd onbebouwd. In de tweede helft van de vijftiende eeuw werden er op de open terreinen
| 29 |
binnen de stad opvallend veel kloosters gesticht, vooral vrouwenkloosters. Binnen het onderzoeksgebied werd in 1459 het St.Elisabeth Bloemkamp- of Bloemenkampklooster gebouwd, gewijd aan de heiligen Elisabeth en Agnes.
De locatie van het politiebureau is een van oorsprong laag gelegen gebied buiten de oudste stadsmuur. Na de bouw van de tweede ommuring in de veertiende eeuw kwam het weliswaar binnen de stad te liggen, maar het bleef toch lange tijd onbebouwd. In de tweede helft van de vijftiende eeuw werden er op de open terreinen binnen de stad opvallend veel kloosters gesticht, vooral vrouwenkloosters. Binnen het onderzoeksgebied werd in 1459 het St.Elisabeth Bloemkamp- of Bloemenkampklooster gebouwd, gewijd aan de heiligen Elisabeth en Agnes.
Dit vrouwenklooster onderhield de regels van de derde orde van St.Franciscus (Tertiarissen). Het werd al genoemd in 1410 en lag toen op de Papenhulst. In 1452 werd het verplaatst naar de Windmolenberg om tenslotte aan de Tolbrugstraat zijn definitieve plaats te vinden.
Het stond dientengevolge ook bekend als het Klooster Achter de Tolbrug.
Na de inname van de stad in 1629 mochten de nonnen hun convent blijven bewonen, maar er mochten geen novicen meer worden aangenomen.
Het klooster was dan ook gedoemd uit te sterven en in 1685 vermaakten de laatste twee zusters de roerende goederen van het klooster aan de Franciscanessen van Oisterwijk.
De gebouwen zelf werden door de protestantse overheid geconfisceerd. De gebouwen zelf werden door de protestantse overheid geconfisceerd. In 1691 werden de gebouwen door de Raad van State in eigendom gegeven aan de stad tot oprichting van een tuchthuis. Hier is het vermoedelijk niet van gekomen, want in 1707 werden de gebouwen verkocht. Naar aanleiding van die verkoop werd een opmeting gemaakt die ons de globale vorm van het klooster laat zien.
Nadat de gebouwen in 1744 weer in het bezit van de stadsregering waren gekomen, kreeg een deel ervan een nieuwe bestemming als kazerne. Tot de jaren veertig van de achttiende eeuw werden de militairen in de stad bij burgers ingekwartierd, wat een zware last betekende voor de burgerij. In 1744 kwam daar verandering in toen er vier kazernes werden gebouwd: de Mortelkazerne, de Berewoutkazerne, de Jacobkazerne en de Tolbrugkazerne. Voor deze laatste werd een deel van de kloostergebouwen gebruikt. De kazerne bestond uit drie 'Baraquen', waarvan de noordelijkste volgens het bouwbestek van 1744 gebouwd moest worden 'op de fundamenten van het gemelde clooster'. Er werd 1134 man infanterie in gelegerd. De aanwezigheid van dit garnizoen zal er zeker toe hebben bijgedragen dat er zich in de omringende wijk De Pijp ver-
Afb. 2
Op deze pentekening van Valentijn Klotz uit 1672 is de St. Jan vanuit het noordwesten getekend. Op de voorgrond is het gebouwencomplex van het St. Elisabeth Bloemkampklooster te zien. De spitse dakruiter rechts naast de toren van de St. Jan is van de kapel van hef klooster. De twee pijlen geven aan van welke gebouwen de funderingen in de eerste opgravingsput zijn gevonden (Vetz. De Grez, Brussel).
| 30 |
scheidene bordelen vestigden, door de bevolking 'kabinetten van liefde' genoemd.
In 1892 verloor de kazerne haar militaire functie. Na nog enige tijd een schoenenfabriek en een garage tot onderdak gediend te hebben, werden de nog resterende gebouwen in 1956 gesloopt.
Foto: BAD, 's-Hertogenbosch
Afb. 3
Na het schoonmaken van de wand van de opgravingsput bleek nog een klein stukje bodemopbouw bewaard:
1) | zijmuur klooster'kerk'; |
2) | voorgevel klooster'kerk' tevens kademuur van de Dieze die hierachter stroomde; |
3) | leemvloer over de gehele breedte van het gebouw, tweede helft vijftiende eeuw; |
4) | leemvloer met tussenmuur na opdeling van de ruimte, rond 1500; |
5) | baksteenvloer uit de kazerneperiode, achttiende eeuw. |
Het doel van het archeologisch onderzoek
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat de geschiedenis van het St.Elisabeth Bloemkampklooster en de Tolbrugkazerne een belangrijke plaats inneemt bij de archeologische vraagstelling. Een andere vraag betreft de aanwezigheid van werkplaatsen van ambacht en nijverheid.
Deze moeten zich in de late middeleeuwen aan de rand van de stad hebben bevonden. De enige vondst op dit gebied echter is een pottenbakkersoven die in 1984 werd ontdekt bij de sloop van de Pieterskerk. Een al even intrigerend probleem wordt gevormd door enkele aardewerkscherven uit de tiende en elfde eeuw, die in het verleden in deze omgeving zijn gevonden. Uit archeologisch onderzoek elders in de stad is gebleken dat er in de ijzertijd en Romeinse tijd bewoning is geweest op de Markt en op enkele kleinere donken als bij de Clarastraat en de Beurdsestraat en omgeving. In de vroege middeleeuwen lijkt het gebied volkomen verlaten. Er is pas weer menselijke aktiviteit als aan het eind van de twaalfde eeuw 's-Hertogenbosch wordt gesticht. De genoemde scherven zouden echter een aanwijzing kunnen zijn, dat er ook in die tussenliggende periode sprake geweest is van bewoning. Dit zou dan in de omgeving van het Loeffplein geweest moeten zijn. We hopen met dit onderzoek hierover meer duidelijkheid te krijgen.
En tenslotte is er de vraag naar de betekenis van de naam Tolbrugstraat. Is er hier op een kruising van landweg en waterweg tol geheven op een doorgaande route over land of werd er juist tol gevraagd van passerende schepen? Omdat de Tolbrugstraat doodliep tegen de 14de-eeuwse stadsmuur (zie de kaart van Van Deventer van rond 1540), kan er slechts van een landtol op een doorgaande route sprake geweest zijn als deze Tolbrugstraat, die in 1327 voor het eerst wordt vermeld, in de eerste helft van de dertiende eeuw buiten de oudste stadsmuur aanwijsbaar is. De datering van de Tolbrugstraat is dan ook essentieel. Dit interessante probleem zal in de tweede fase van het onderzoek aan de orde komen, wanneer het Loeffplein wordt onderzocht.
| 31 |
De eerste resultaten
Hoewel het Tolbrugkwartier archeologisch gezien nogal gehavend is, is het lopende onderzoek niet het eerste in dit gebied. In 1981 werd juist ten noorden van het politiebureau een vroeg veertiendeeeuws huis gevonden gelegen aan de westkant van een Diezetak. Ten tijde van de bouw van het klooster werd deze waterloop van kademuren voorzien. Na de sloop van een deel van de kloostergebouwen en de bouw van de Tolbrugkazerne in de achttiende eeuw werd er een stuk van deze Diezetak afgedamd en omgevormd tot een beerput voor de kazerne.
Hoewel op het moment van schrijven het archeologisch onderzoek nog maar kort loopt, kunnen er toch al enige resultaten worden gemeld.
Omdat het politiebureau onderkelderd is geweest en het terrein archeologisch als verloren beschouwd kan worden, heeft onze aandacht zich gericht op het naastgelegen binnenterrein. Direkt na het weghalen van de bovengrond kwam er zwaar muurwerk tevoorschijn. Het bleek hier te gaan om het middelste van de drie kazernegebouwen. De hoekvan deze toch al forse muur was nog eens extra dik gemetseld. Hij doorsneed een duidelijk oudere muur die naar het noorden liep en qua datering bij het klooster moet hebben gehoord. Deze muur was echter in de jaren vijftig voor een deel afgebroken. Het noordelijk deel van de opgravingsput bestond uit brede puinbanen die duidelijk maakten dat daar een gebouw volledig was gesloopt. Het was dan ook een verrassing, dat bij de uitbreiding van de opgravingsput naar het westen nog een deel van de muren bewaard bleek te zijn gebleven. De datering, tweede helft van de vijftiende eeuw, maakte duidelijk dat het een deel van het klooster is geweest en wel het lange gebouw waar de kloosterkapel onderdeel van heeft uitgemaakt. Op de funderingen van dit gebouw werd later een deel van de kazerne gebouwd, al is dit door de rigoureuze sloop in 1956 archeologisch niet meer vast te stellen. Een zeer subtiele aanwijzing hiervoor werd gevonden in de vorm van een achttiende-eeuwse militaire knoop die onder een bakstenen vloer tevoorschijn kwam.
Op de plattegrond van 1707 wordt de term 'kerk' gebruikt voor het gehele gebouw al staat er wel een tussenmuur getekend. Bij de inmeting van de oude funderingen in 1956 is echter een kapel getekend die slechts het oostelijk deel van het gebouw beslaat. Ook de tekening uit 1672 (afb. 2) suggereert dat de kerk niet doorliep tot aan het water.
Omdat het gebouw zo rigoureus is gesloopt, kan het archeologisch onderzoek hier geen uitsluitsel meer overgeven. De indeling van de ruimte aan de westzijde bleek in de loop van de tijd wel meermalen gewijzigd. Aanvankelijk besloeg deze ruimte de gehele breedte van het gebouw, getuige een doorlopende leemvloer. Rond 1500 werd hij in tweeën gedeeld door een smalle muur. In de zestiende eeuw werd deze scheidingswand weer afgebroken en werd opnieuw de hele breedte van het gebouw benut, waarbij dit keer een plavuizenvloer werd aangelegd. In de kazerneperiode verdeelde men de ruimte tenslotte weer in tweeen. De vloer bestond toen uit bakstenen en hergebruikte plavuizen van het klooster. Omdat de westgevel van het kloostergebouw ook diende als kademuur van de er langs stromende Dieze, was hij zeer zwaar uitgevoerd en tot op het dekzand gefundeerd.
Het dekzandniveau werd aangetroffen op ca.l.50m +NAP. Als men bedenkt dat dit natuurlijke dekzand op de Markt rond 5.00m +NAP ligt, geeft dit al aan hoe laag dit gebied van oorsprong lag. Een dik veenpakket laat zien dat er hier sprake was van een moeras.
Terwijl vrijwel overal elders in de stad de grote ophogingsaktiviteiten zich afspelen in de veertiende eeuw, lijkt dit hier pas in de eerste helft van de vijftiende eeuw te gebeuren.
Het betekent dat dit gebied als één van de laatste terreinen binnen de middeleeuwse stad werd ontgonnen.
| 32 |
Literatuur
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, III. 's-Hertogenbosch, 1910-1914; H.Bruggeman, Het Bouwen van een Enkele Block en Twee Dubbele Blocken Baraquen in den Tolbrugstraat. 's-Hertogenbosch, 1995; J.A.J.van der Vaart, "s-Hertogenbosch: in de middeleeuwen knooppunt van wegen?', in: Boschboombladeren 37, 's-Hertogenbosch 1989; J.A.M. Hoekx, 'De Bossche kloosters tot aan de inname van de stad in 1629', in: Bossche Bouwstenen Vl. 's-Hertogenbosch, 1983; J.P.C.M. van Hoof en W.KIinkeft, 's-Hertogenbosch en Vught, een militair verleden. 's-Gravenhage, 1993; M.Schoengen, Monasticon Batavum: Verhandelingen der Nederlandsche Akademie van wetenschappen, Nieuwe reeks, deel XLV, Amsterdam, 1941.
Johan Treling, 'Archeologisch onderzoek in het Tolbrugkwartier(1)' in 's-Hertogenbosch 1 (1995) 29-32